Er staat een mannetje op het Muntplein. Telkens er een tram aankomt, geeft hij een kus op de voorruit en gooit een bos bloemen naar binnen.
Lijn 26 komt voorbij: kus op de voorruit en een bos bloemen naar binnen.
Lijn 25 komt voorbij: kus op de voorruit en een bos bloemen naar binnen.
Lijn 16 komt voorbij: kus op de voorruit en een bos bloemen naar binnen.
Een man aan de overkant staat dat zo eens aan te kijken.
Op een gegeven moment loopt hij naar het mannetje en vraagt: "Wat doet u nou toch steeds?"
Zegt het mannetje: "Gisteren is mijn schoonmoeder hier aangereden door een tram, maar ik weet niet welke bestuurder 't geweest is."
Lijn 26 komt voorbij: kus op de voorruit en een bos bloemen naar binnen.
Lijn 25 komt voorbij: kus op de voorruit en een bos bloemen naar binnen.
Lijn 16 komt voorbij: kus op de voorruit en een bos bloemen naar binnen.
Een man aan de overkant staat dat zo eens aan te kijken.
Op een gegeven moment loopt hij naar het mannetje en vraagt: "Wat doet u nou toch steeds?"
Zegt het mannetje: "Gisteren is mijn schoonmoeder hier aangereden door een tram, maar ik weet niet welke bestuurder 't geweest is."
Comment